Species groep Cypripedioideae
Het kweken van Paphiopedilums.(The slipper orchids, 1988)
vertaling door Bert van Zuylen
Het geslacht Paphiopedilum wordt al met succes gekweekt sinds de introductie van Paphiopedilum venustum in de Engelse kassen in 1819 door de Messrs. Whitley, Brames and Milne. Spoedig daarna volgde Paphiopedilum insigne die in de Liverpool Botanic Garden in de herfst van 1820 bloeide. Rond de eeuwwisseling werden zo'n 40-tal van de tegenwoordig bekende soorten al gekweekt, de meest recente introducties zijn de soorten uit China: Paphiopedilum armeniacum (1982), Paphiopedilum malipoense (1984), Paphiopedilum emersonii (1986) en Paphiopedilum henryanum in 1987. Het geslacht was in de jaren voor de eeuwwisseling al zo populair dat er in het jaar 1900 al 475 Paphiopedilum-hybriden waren geregistreerd. De eerste hybride was Paphiopedilum Harrisianum in 1869. Het feit dat het opkweken uit zaad nogal primitief was, plus daarbij het feit dat het opkweken van zaailingen moeilijk en langzaam ging, maakt dit werk meer dan opvallend. Victoriaanse kwekers kwamen erachter dat sommige soorten veel makkelijker te kweken waren dan andere soorten, terwijl ze toch in hetzelfde geslacht zaten (toen nog allemaal Cypripedium geheten.) Het was James Veitch die als eerste de groeikracht van hybriden ontdekte toen hij schreef: "Er zijn nu nieuwe, heel interessante, vormen die zo sterk zijn dat ze als voorlopers van nieuwe geslachten mogen worden beschouwd." Hij stelde verder dat er nogal wat variatie was in zowel de vorm als de kleur van de bloemen, zodat de ene ouder dominante moest zijn als de andere, maar ook dat de nakomelingen veel makkelijker te kweken waren als de ouders. Zijn ervaring was dat Paphiopedilum fairrieanum een van de moeilijkste soorten was, maar de kruisingen Paphiopedilum Vexillarium (barbatum x fairrieanum) en Paphiopedilum Arthurianum (insigne x fairrieanum) horen bij de makkelijkst te kweken soorten!
De behoeften van de soorten zijn zeker meer veeleisend, en ze zijn minder tolerant in speelruimte in omstandigheden die ze van oorsprong niet gewend zijn dan de hybrides die ze voortbrengen. Maar dit is zeker geen regel! Er zijn soorten, zoals Paphiopedilum insigne, die ook groeien en bloeien onder bijna foute omstandigheden, terwijl hybriden als Paphiopedilum Psyche (niveum x bellatulum) langzaam groeien, heel gevoelig zijn voor rot en het eenvoudig vertikken om te bloeien zelfs onder ideale omstandigheden. Het zijn misschien twee uitersten die we hier noemen, de meeste natuursoorten en hybriden zijn tegenwoordig vrij gemakkelijk te kweken door de serieuze liefhebber. Om dit geslacht goed te kunnen kweken zult U zich de kennis eigen moeten maken van de verschillende habitats (groei-plaatsen), de klimaten waarin ze groeien en ook het medium (potmateriaal) waaraan ze de voorkeur geven. Ook de kennis van de voorouders van een hybride zal U tot betere resultaten brengen.
(Even een persoonlijke noot: het is al vaker gesteld, niet alleen in ons Kringblad: het is heel belangrijk om te zorgen dat er een naam staat bij elke plant die U aanschaft. En natuurlijk moet die naam de juiste zijn! Daarom: als U planten aanschaft doe dat dan bij een echte orchideeënhandelaar of een echte orchideeënliefhebber! De planten die U bij supermarkten of bloemisten koopt dragen vaak alleen de geslachtsnaam, en bijna nooit de soortnaam of de naam van de hybride. De meest trieste gevallen zijn dan toch wel de planten die het alleen met "orchidee" op het naamkaartje moeten doen. Het is bij dergelijke planten eigenlijk onmogelijk om erachter te komen hoe ze gekweekt moeten worden, vaak zijn deze planten dood voordat U weet welke verzorging de juiste zou moeten zijn. Zelf maak ik me ook schuldig aan het kopen van planten bij de bloemist, elke maandagmorgen worden daar alle bloeiende planten voor de helft van de prijs verkocht. Maar ik neem dan alleen Phalaenopsis mee, waarvan ik kan zien dat ze goede wortels met groeipunten hebben, en waarvan ik eigenlijk zeker weet dat ik ze in de kas kan opkweken. Als ze dan bloeien zet ik ze in de huiskamer op de vensterbank, als de bloei over is gaan ze weer terug in de kas totdat er opnieuw bloemen op zitten. Voor deze planten zijn namen niet zo belangrijk, want ze zullen nooit op een Kringavond of op een keuring te zien zijn.)
De verschillende habitats bij Paphiopedilum
Het geslacht Paphiopedilum is wijd verspreid en haar soorten groeien als epifieten, lithofieten, semi-terrestisch en ook terrestisch in een veelvoud van habitats, een veelvoud van hoogtes en een veelvoud aan klimaten in heel tropisch Azië. Over het algemeen prefereren ze een beschaduwde omgeving op de bodem van het woud, waar ze tussen het bladafval in een vochtigere en koelere omgeving leven als de epifieten die boven in de boomtoppen groeien. Er zijn echter een paar soorten die meestal als epifiet groeien, zoals Paphiopedilum lowii en Paphiopedilum parishii. Sommige soorten preferen om op rotsen te groeien zoals Paphiopedilum bellatulum, Paphiopedilum godefroyae en Paphiopedilum supardii. En nog weer anderen groeien zowel in een semi-terrestische levenswijze, op rotsen of als epifieten. Paphiopedilum rothschildianum groeit meestal als een terrestische orchidee op de bodem, maar soms is ze ook op de rotsen te vinden. Van Paphiopedilum haynaldianum is vernomen dat ze zowel terrestisch als op rotsen als epifitisch voorkomt; en Paphiopedilum liemianum groeit op de wortels van bomen die over zandsteenrotsen kruipen.
Licht, temperatuur en luchtvochtigheid
In de vrije natuur groeien de Paphiopedilums meestal in een nogal beschaduwde omgeving (Paphiopedilum charlesworthii en Paphiopedilum appletonianum), maar sommige soorten verlangen duidelijk meer licht (Paphiopedilum rothschildianum, Paphiopedilum stonei), terwijl een paar soorten voorkomen in het volle zonlicht (Paphiopedilum druryi en Paphiopedilum philippinense). Het moge duidelijk zijn dat bij de eerste er beschutting tegen de allerfelste zon is doordat ze in het struikgewas groeien en bij de tweede doordat ze onder de overhangende takken hun plaats gevonden hebben. Maar dezelfde soort kan ook onder hele andere lichtomstandigheden gevonden worden. Paphiopedilums zijn in de vrije natuur ook in een grote variatie aan temperaturen te vinden, die echter voor het gemak in drie groepen te verdelen zijn: de koelere groeiers, de gematigde groeiers en de warme groeiers. De soorten met kleinere soorten met effen groene bladeren zijn meestal te vinden op grotere hoogtes (Paphiopedilum fairrieanum en Paphiopedilum charlesworthii) en zijn koele groeiers. Sommige van de soorten met gemarmerde bladeren (Paphiopedilum victoria-regina, Paphiopedilum hookerae en Paphiopedilum callosum) en de grotere soorten met effen groene, riemvormige bladeren (Paphiopedilum adductum, Paphiopedilum haynaldianum en Paphiopedilum philippinense) geven de voorkeur aan gematigde temperaturen. En de andere soorten met gemarmerde bladeren zoals Paphiopedilum bellatulum, Paphiopedilum niveum en Paphiopedilum bullenianum geven de voorkeur aan hogere temperaturen. Bijna alle soorten groeien op plaatsen met een hoge relatieve luchtvochtigheid, gebieden met een tropisch moesson klimaat. Sommige soorten hebben daardoor te maken met een afwisseling aan drogere en koelere seizoenen, maar het hele jaar door heerst er een hoge luchtvochtigheid als gevolg van de condensvorming die tijdens de nacht optreedt of als gevolg van de morgenmist in de berggebieden. In de praktijk blijkt dat de meeste soorten zich best wel een beetje willen aanpassen aan hun nieuwe omgeving en ook onder minder gunstige omstandigheden zullen groeien als U maar voor een goede balans zorgt in de 3 eisen. Er met een verschil zijn van 5-10°C tussen de dag- en nachttemperatuur; de optimale condities in een kas zijn:
koele groeiers: in de zomer min. 12°C en max. 27°C koele groeiers: in de winter min. 10°C en max. 22°C gematigde groeiers: in de zomer min. 15°C en max. 30°C gematigde groeiers: in de winter min. 12°C en max. 24°C warme groeiers: in de zomer min. 18°C en max. 32°C warme groeiers: in de winter min. 15°C en max. 26°C
Vooral bij soorten met de kleur rood in de bloemen zal meer licht zorgen voor meer bloemen en een intensere bloemkleur, maar de soorten met wit en groen in de bloem zullen meer schaduw prefereren. Het is echter noodzakelijk om bij een hogere lichtintensiteit die samen te laten gaan met een hogere luchtvochtigheid (70-80%): veel licht met een lage luchtvochtigheid en weinig luchtbeweging zorgt ervoor dat de bladeren al snel zullen verbranden. Het ideale plaatje is al volgt: de lucht moet vochtig zijn, het licht helder en de luchtvochtigheid rond 75%. Als U hiervoor zorgt bij de bovengenoemde temperaturen zullen de planten goed groeien en ook goed bloeien. Ervaren kwekers zullen i hun kas een plaatsje vinden waar de omstandigheden net iets droger, en koeler zijn voor de rust van Paphiopedilum hirsutissimum en Paphiopedilum delenatii, of met iets minder licht voor de meeste albino's.
Oppotmateriaal (het medium) en containers
Als we de habitats van de Paphiopedilums bestuderen wordt één ding heel duidelijk: de wortels dringen wel door in een los, luchtig medium, maar de planten zijn nooit te vinden op een harde, dichte bodem. Altijd is er sprake van een perfecte drainage bij de wortels, zodat ze een heleboel vocht tolereren maar nooit is een soppig medium staan. Waarschijnlijk zijn er net zoveel verschillende oppotmaterialen gebruikt als er kwekers zijn. Het varieert van puur, levend sphagnum tot gecompliceerde samenstellingen met veel ingrediënten. Een ideaal medium moet voldoende steun geven aan de wortels om de plant te dragen, maar tegelijkertijd mag het maar langzaam verteren en moet het voldoende luchtig zijn en ook nog gelijkmatig vochtig blijven. Veel beroepskwekers bieden hun eigen produkt aan, maar voor diegenen die het allemaal zelf willen doen hebben we aan het einde van dit hoofdstuk nog enkele tips. (De samenstellingen van de potmaterialen bevatten verschillende delen die hier niet verkrijgbaar zijn. Voor een goed potmateriaal raad ik U aan om Uw handelaar om advies te vragen, Bert)
Over het algemeen genomen hebben de gebruikte materialen weinig voedingsstoffen in zich of ze geven ze maar heel langzaam af. Daarom is een uitgekiend bemestingschema gewenst om de planten alle groeistoffen te geven die ze nodig hebben. Dit mestprogramma moet wel aangepast worden aan het medium dat gebruikt wordt. Ook moet er rekening mee gehouden worden dat Paphiopedilums veel minder bemesting wensen als b.v. Phragmipediums. Bark, zowel van de Amerikaanse Redwoodtree (Sequoia sempervirens) als van de Europese Pinus-soorten, wordt gemalen en zo op maat gemaakt om de basis te vormen voor de meestgebruikte mixen, meestal aangevuld met Nederlandse, Duitse of Finse turf, perlite of houtskool. (In het artikel wordt hier verder gegaan met een opsomming van allerlei ander materialen die gebruikt worden, maar deze opsomming is duidelijk gericht op de Amerikaanse markt. Heel veel artikelen zijn voor mij totaal onbekend en ik betwijfel of ze hier verkrijgbaar zijn, Bert.) Een fijnere mix wordt gebruikt om zaailingen en soorten die wat meer vochtigheid verlangen te kweken, een grover mengsel zal gewenst zijn voor de volwassen planten van soorten die vaak epifitisch groeien. Liefhebbers die graag water geven moeten natuurlijk een meer open mix gebruiken, maar houdt vooral in de gaten dat er meer planten eerder doodgaan aan teveel water als aan te weinig! Vandaag de dag gebruiken de meeste kwekers plastic potten; ze zijn goedkoop, licht van gewicht en veel gemakkelijker om schoon te maken voor hergebruik. Voordat iedereen deze plastic potten ging gebruiken, stonden bij alle planten in stenen potten. Die waren echter zwaarder, moeilijker schoon te maken, en het medium droogde veel sneller uit. Maar juist om die laatste reden worden ze nog steeds door verschillende liefhebbers gebruikt.
Delen en oppotten
Paphiopedilums verdragen geen uitgewerkt, verteerd medium en de planten zullen dan ook snel wegkwijnen als het medium begint dicht te slibben. Brak gaat na 18-36 maanden aan het verteren, afhankelijk van de kwaliteit. Op dat moment gaat het medium slinken en soppig worden, iets wat sneller zal gebeuren als een medium met meer humus (bladafval en sphagnum) gebruikt wordt, maar ook als er meer dan gemiddeld water wordt gegeven. Ideaal is het om elk jaar te verpotten, net na de bloei, en dat is ook het juiste moment om de planten te delen. Omdat Paphiopedilums geen echte strikte rust doormaken, en omdat ze op verschillende momenten in het jaar kunnen bloeien, is er geen precieze maand aan te geven om met het verpotten te beginnen. Maar een voorkeur gaat uit naar de periode van laat winter tot vroeg in de lente. Zaailingen reageren ook goed op iets vaker verpotten, elke 4-6 maanden mag geen probleem zijn. Meestal is een paar stevige tikken op de rand van de tafel al voldoende om de planten los te krijgen uit de pot. Verwijder al het oude medium, dode of beschadigde bladeren en alle dode wortels. De planten moeten goed afgespoeld worden om ze grondig schoon te krijgen, daarna kunnen ze gedeeld worden als ze tenminste groot genoeg zijn. Delen doet U door met een schoon mes de rhizoom doormidden te snijden net tussen twee flinke scheuten. De wonden even aanstippen met Captan om te voorkomen dat de planten besmet raken en gaan rotten. Knip nooit levende wortels af, iets wat bij gezonde Cattleya's wel kan. En zorg ervoor dat iedere nieuwe plant nu al een eigen label krijgt! Een bekende regel voor Pap. is dat men ze liever in een (te) kleine pot moet zetten als in een (te) grote. Dit geldt echter niet voor soorten als Paphiopedilum rothschildianum en haar hybriden omdat die een heel uitgebreid wortelsysteem maken en daardoor toch een ietsje grotere pot prefereren. De gaten in de bodem van de pot moet U eerst iets groter maken, daarna mag U de pot voor het derde of vierde deel opvullen met potscherven of ander materiaal dat het water goed doorlaat. Zet de plant zo in de pot dat het rhizoom ongeveer 3 cm onder de potrand zit, en duw dan de wortels zachtjes op hun plaats. Daarna strooit U het medium rond de wortels. Schud de pot zachtjes zodat het materiaal ook naar onder kan kruipen, daarna mag U het medium zachtjes met de duimen aandrukken rond de wanden van de pot. De rhizoom moet na de eerste watergift ongeveer 1 cm onder het medium zitten. Kijk of de plant stevig staat, maar ga het medium niet verder aanduwen. Als de plant te los staat en beweegt als U water geeft zullen de zachte, nieuwe worteltoppen elke keer afbreken. U kunt de planten eventueel ook vastzetten door wat tonkin-stokjes te gebruiken om de planten zo meer steun te geven. Vooral ervaring zal U leren wat de beste manier is om op te potten. Geef in de zomermaanden de planten twee keer per week water, met een lichte bemesting en laat dit teruglopen in de winter naar 1 keer per week. Maar, en dat is heel belangrijk, elke kweker zal de hoeveelheid water die hij/zij geeft toch moeten leren afstemmen op de behoefte van zijn/haar planten.
Algemeen
Het ouder worden van bladeren, en het afsterven ervan, is heel normaal. Dode bladeren moeten VOORZICHTIG worden weggehaald om de verspreiding van ziektes te voorkomen. Als de bladeren echter te vroeg afvallen is dit meestal een teken van een slecht wortelsysteem. U zult de plant dan direct uit de pot moeten halen om haar opnieuw op te potten. Een slecht wortelsysteem kan het gevolg zijn van teveel water, een slecht medium of een insektenplaag. Slechte bloemen, te weinig bloemen, of zelfs helemaal geen bloemen kan een indicatie zijn voor te weinig licht, een slechte waterhuishouding, verkeerde bemesting, een verteerd medium of zelfs een combinatie van deze factoren. Denk er altijd aan dat de meer robuuste soorten uit de sectie Coryopedilum zoals Paphiopedilum rothschildianum vaak niet zullen bloeien voordat ze volwassen zijn, en dat kan best wel na hun 7de tot 10de levensjaar zijn! Sommige soorten, zoals Paphiopedilum bellatulum en Paphiopedilum delenatii, verlangen een koelere winterrust om knoppen aan te zetten terwijl anderen zoals Paphiopedilum parishii vlug last zullen krijgen van rot als ze tijdens hun winterperiode vochtig blijven. De soorten van de sectie Brachypetalum kunnen niet tegen een combinatie van koud én nat, ze zullen dan heel vlug last krijgen van schimmel- en bacterie-infecties. Alle bestrijdingsmiddelen moeten met de allergrootste zorg, en STRIKT volgens de aanwijzingen op de verpakkingen, gebruikt worden. De voorkeur gaat uit naar poeders die met water aangemaakt moeten worden, boven de vloeibare middelen omdat die vaak xyleen bevatten en dat kan bladverbranding en het verlies van knoppen en bloemen veroorzaken. (Is xyleen ook in ons land de gangbare naam? Dit is een elke keer weer terugkerend probleem bij het vertalen van artikelen, Bert)
EEN LIJSTJE VAN ALLE SOORTEN EN HUN SECTIE (helaas is deze lijst niet compleet, wordt aan gewerkt)
Subgenus Brachypetalum
Sectie Brachypetalum: P. bellatulum P. concolor P. godefroyae P. niveum
Sectie Parvisepalum: P. armenicum P. delenatii P. emersonii P. malipoense P. micranthum
Subgenus Paphiopedilum
Sectie Coryopedilum:
P. adductum P. glanduliferum P. kolopakingii P. philippinense P. randsii P. rotschildianum P. sanderianum P. stonei P. supardii
Sectie Pardalopetalum: P. haynaldianum P. lowii P. parishii
Sectie Cochlopetalum: P. glaucophyllum P. liemianum P. primulinum P. victoria-mariae P. victoria-regina
Sectie Paphiopedilum: P. barbigerum P. charlesworthii P. druryi P. exul P. fairrieanum P. gratrixianum P. henryanum P. hirsutissimum P. insigne P. spicerianum P. villosum
Sectie Barbata: P. acmodontum P. appletonianum P. argus P. barbatum P. bougainvilleanum P. bullenianum P. callosum P. ciliolare P. dayanum P. hennisianum P. hookerae P. javanicum P. lawrenceanum P. mastersianum P. papuanum P. purpuratum P. sukhakulii P. superbiens P. tonsum P. urbanianum P. venustum P. violascens P. wardii P. wentworthianum