Het geslacht Dendrobium
De Subtribe Dendrobiinae omvat slechts vier geslachten, waarvan er drie niet op grote schaal worden geteeld. De vierde, Dendrobium, met zijn enorme aantal soorten, de schattingen lopen uiteen van 900 tot 1.400 en zelfs meer. Ze groeien in India, China en Japan maar ook in Indonesië, Australië, Nieuw-Zeeland en de eilanden van de Stille Oceaan.
De planten van Dendrobium zijn zeer variabel in grootte en het uiterlijk, de grootste zijn 10 meter of meer in de hoogte, terwijl de kleinste vereisen een vergrootglas om de bloemen te sporen. De bloem kleuren zijn wit, crème, geel, oranje, roze, rood, lavendel, paars en blauw plus bijna elke denkbare kleur of combinatie van deze. Dendrobium habitats omvatten bergachtige moesson-regio bossen, tropische hooglanden, dampende jungles en dennen bossen. Vrijwel alle Dendrobium orchideeën zijn epifyten, hoewel een paar lithophytic zijn, groeien in kluiten van mos en blad schimmel op de rotsen en kliffen.
Hoewel sommige soorten vette pseudobulblen bezitten, hebben de meeste dunne, rechtopstaande of hangende bulben. Deze komen uit een wortelstok, maar zijn meestal strak samen samengegroeid.
De basisvereisten zijn genoeg licht en vrije luchtcirculatie.
Gezien hun natuurlijke brede verspreidingsgebied en een zeer gevarieerde structuur, volgt dat niet alle dendrobiums zullen gedijen onder dezelfde voorwaarden. De hieronder genoemde soorten vallen in een van de twee klassen. De eerste, de koel groeiende soorten, komen over het algemeen voor in loofbossen. Water en voeding tijdens de groei, in de winter rust, met ofwel geen water of net genoeg om de bulben tegen verschrompeling te behouden. Tijdens hun rust, waarderen ze koele nachten van ongeveer (4 tot 10 C)
De warm groeiende soorten die over het algemeen groen blijven vereisen water het hele jaar door, hoewel ze iets minder in de winter nodig hebben. Het geslacht is ingedeeld in een aantal verschillende secties. Zie de zeven onderstaande secties.
De culturele eisen van deze diverse secties kan enigszins variëren. In geval van twijfel is de beste aanpak om ze te behandelen in alle opzichten als waren het cattleyas maar met een beetje hogere lichtintensiteit. Het laten vallen van de bladeren in de winter stelt dat die specifieke planten droog moeten worden gehouden tijdens dit seizoen.
AFDELING CALLISTA
Een klein deel van de Aziatische soorten met diepe groene bladeren, met van onderuit dunne naar boven toe dik gezwollen bulben. Deze kunnen worden geteeld bij een minimum temperatuur van (10 C), maar vereisen dan minder water in de winter. Deze soorten komen vaak voor in collecties. Het zijn alle lente-bloeiers.
Dendrobium densiflorum
Dendrobium farmerii
Dendrobium palpebrae
AFDELING DENDROCORYNE
Orchideeën uit deze sectie groeien van nature aan de kust op de nattere kant van de Great Dividing Range in het oosten van Australië. Het zijn epifyten of lithofyt met bladeren op de top van pseudobulblen die relatief slank zijn en breder aan de onderkant.
Dendrobium falcorostrum
Dendrobium kingianum
Dendrobium speciosum
Dendrobium tetragonum
AFDELING EUGENANTHE
Orchideeën in deze sectie worden soms aangeduid als zachte suikerriet dendrobiums, hoewel de term is een beetje misleidend. De planten zijn allemaal epifyten, en ze zullen de winter overleven 's nachts bij een temperatuur van (3 C) uiteraard wel droog gekweekt.
Dendrobium nobile
Dendrobium aphyllum
Dendrobium fimbriatum
Dendrobium heterocarpum (aureum)
AFDELING NIGROHIRSUTAE
Deze Aziatische sectie heeft diepe groene bladeren en dikke bulben, die zijn bedekt met zwarte of bruine haren. Een vochtige omgeving is wenselijk. Temperatuur eisen variëren per soort. Deze wintergroene dendrobiums mogenn niet te droog worden gehouden tijdens de wintermaanden.
Dendrobium bellatulum
Dendrobium margaritaceum (christyanum)
Dendrobium formosum
Dendrobium infundibilum
Dendrobium jamesianum
AFDELING OXYGLOSSUM
Orchideeën in deze sectie zijn kleine plantjes inheems in Irian Jaya en Papoea-Nieuw-Guinea of afgelegen eilanden tot in de Stille Oceaan. Ze zijn niet moeilijk te kweken in gematigde klimaten en zelfs no koler, ze zijn vaak bestand tegen temperaturen tot in de buurt van het vriespunt, maar hebben intense afkeer van droge warme zomers. In de zomer, veel watergeven en zorgen voor een goede luchtcirculatie, zorgen voor schaduw om te waken dat de temperatuur zo laag mogelijk blijft. Sommige soorten groeien in de volle zon in de natuur maar wees voorzichtig met zon in ons klimaat.In de winter zoveel mogelijk licht geven Er zijn ongeveer 28 soorten in de sectie.
Dendrobium cuthbertsonii (sophronites)
Dendrobium laevifolium
Dendrobium prasinum
Dendrobium sulphureum
Dendrobium vexillarius
AFDELING PHALAENANTHE
Dendrobium phalaenopsis
Dendrobium biggibum
AFDELING SPATULATA
Dendrobium canaliculatum
Dendrobium gouldii
Dendrobium stratiotes
Dendrobium tangerinu
Dendrobiums van Thailand
vrije vertaling: Hennie Klingens
Inleiding
Thailand beschikt over een overvloed aan inheemse orchideeën, waarvan sommigen reeds goed bekend zijn en intensief gekweekt worden door orchideeënbezitters over de hele wereld. Thailand ligt tussen 5 en 21 graden N‑breedte in zuidoost Azië. Het land is ongeveer zo groot als Frankrijk en heeft een oppervlakte van 514000 km2. Het grenst in het oosten en zuidoosten aan Cambodja, in het oostenen noordoosten aan Korea, in het noordwesten en westen aan Birma en in het zuiden aan Maleisië.
Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat de meeste orchideeën van Thailand ook voorkomen in een of meerdere buurlanden. Vanaf de hoge bergen in het noorden op 21 graden N‑breedte, tot aan de Tropische Zone op 5 graden N‑breedte, heeft Thailand met gevarieerde ecologische omstandigheden te maken die een grote verscheidenheid aan plantensoorten oplevert.
Thailand is verdeeld in 7 phytogeografische gebieden. Dit zijn: 1. Noord – Chiang Mai 2. Noord ‑ Oost Loei 3. Oost ‑ Ubolratani 4. Centraal ‑ Nakornnayok 5. Zuid ‑ Oost Chanthaburi 6. Zuid ‑ West Khanburi 7. Schiereiland Surathani
Het klimaat van Thailand wordt beïnvloed door moessons. Tijdens de noordooster moesson van november tot februari, blaast vanuit China een droge koude lucht, dat resulteert in een verrukkelijke koele‑ en droge periode. De zuidwester moesson van mei tot november brengt warme winden van de Indische Oceaan, met een overvloed aan regen in het hele land. De periode voorafgaande aan de moesson of zomer in maart en april is het droge‑, warme seizoen. De periode na de moesson in oktober is een korte overgangsperiode tussen de zuidwester en de noordooster moesson. Bangkok de hoofdstad van Thailand ligt op 14 graden N‑breedte en ongeveer 1 m boven de zeespiegel. De temperaturen kunnen er gedurende het noordooster moesson seizoen (november tot februari) dalen tot ongeveer 10 à 12 graden C. In de maanden maart, april en begin mei is er een hete droge periode. De temperaturen kunnen dan stijgen tot 32‑ en soms tot 38 graden C. Op het schiereiland van Thailand zijn de temperaturen het gehele jaar getemperd, gewoonlijk variëren deze tussen de 21 tot 32 graden C, dit komt door de invloed van de oceaan. In het noorden daarentegen is in de winter vorst en hagel niet ongewoon. De hoeveelheid regen varieert aanzienlijk, in het zuidelijk deel van Thailand brengen beide moessons regen, in het noordelijk deel van Thailand is de hoeveelheid neerslag gebonden aan het seizoen van de zuidooster moesson. Ofschoon de hoeveelheid neerslag gematigd hoog is voor het grootste deel van Thailand, zijn de droge gebieden land inwaarts in het noordoosten van Thailand, alsook het noordelijk gebied van het Thaise schiereiland tamelijk droog. In sommige gebieden is de hoeveelheid regen daar gemiddeld 50 cm. De westkust van het zuidelijk deel en de oostkust van de Golf van Thailand hebben daarentegen de grootste hoeveelheid neerslag, gemiddeld kan dit tot 6 m per jaar bedragen. Gedurende de wintermaanden, is de relatieve vochtigheid over het algemeen laag. Met de komst van het warme seizoen, stijgt de luchtvochtigheid, ofschoon de luchtvochtigheid in de namiddag laag blijft als gevolg van de droge condities. Tijdens het regenseizoen stijgt de relatieve luchtvochtigheid tot 80%, waarbij deze op veel dagen kan stijgen tot 90 à 95%. In december en januari daalt de luchtvochtigheid tot ongeveer 66%.
De informatie, die ontleent is aan Thaise literatuur, wordt hoofdzakelijk gegeven voor cultuur onder Thaise omstandigheden. Wij hier in Nederland kunnen onze kweekomstandigheden aanpassen door de ecologie van de soorten in hun natuurlijke omgeving te bestuderen.
Dendrobium is een van de grootste groepen in de orchideeënfamilie en omvat meer dan 1000 soorten die voorkomen in het gebied dat gevormd wordt door de denkbeeldige driehoek tussen Japan, India en Nieuw‑Zeeland. Thailand is bijzonder rijk voorzien van Dendrobiums. Velen van hen zijn bekend om hun goede eigenschappen. In een reeks van artikelen wil ik het alleen hebben over enkelen van de Thaise Dendrobiums, omdat deze momenteel via de handel vrij eenvoudig te verkrijgen zijn.
Thaise Dendrobiums kunnen we grofweg in 4 secties verdelen:
1e. Dendrobium Callista 2e. Dendrobium Eugenanthe 3e. Dendrobium Nigrohirsutae 4e. Overige soorten.
Dendrobium Callista
De Callista‑sectie omvat betrekkelijk weinig soorten die in Thailand en haar buurlanden inheems zijn. Ze worden gewoonlijk gekarakteriseerd door een zeer attractieve, compacte, gebogen of hangende bloeiwijze en schedeloze niet afvallende bladeren. Het is interessant te weten dat Dendrobium aggregatum en Dendrobium chrysotoxum 2 = 38 chromosomen hebben, wat normaal is voor Dendrobium. Dendrobium thyrsiflorum, Dendrobium farmeri en Dendrobium densiflorum daarentegen hebben 2 = 40 chromosomen.
De veel voorkomende Dendrobium aggregatum en Dendrobium farmeri zijn het gemakkelijkst te kweken. Ze groeien in de laagvlakte. De andere soorten verlangen iets koelere omstandigheden om in bloei te geraken. De planten kunnen in potten of in mandjes worden gekweekt. Ze kunnen ook op een stuk hout of een boomvarenplankje worden gebonden. Om de bloei te stimuleren moeten de planten in de winter betrekkelijk koel en droog gehouden worden.
Dendrobium aggregatum Roxb.
Deze soort kan gemakkelijk van de rest van de andere Callista(achtigen) worden onderscheiden door zijn pseudobulben met daarop slechts één blad. Ze groeit op stammen of takken van bladverliezende bomen en wordt gewoonlijk nadat de bomen in november en december hun bladeren hebben verloren aan de volle zon blootgesteld. Dit duurt totdat de bomen in april opnieuw uitlopen. De bloeiperiode is gewoonlijk van maart tot mei. De opeenstaande pseudobulben zijn ongeveer 7,5 cm lang en dragen donkergroene solitair staande bladeren, die een afmeting van 7,5 cm lang en 2,5 cm breed hebben. Jonge pseudobulben zijn vlezig, maar krijgen naarmate ze ouder worden geleidelijk meer groeven en rimpels. De hangende bloemstengels die op de zijkant van de pseudobulben ontstaan zijn ongeveer 17 cm lang en dragen 20 of meer bloemen. De petalen en sepalen zijn bleek‑ tot heldergeel en worden naarmate ze ouder worden donkerder. De lip is goudgeel. De bloemen zijn teer en bloeien betrekkelijk kort. De Dendrobium aggregatum wordt gevonden in de meeste delen van Thailand, Indo‑ China en de Himalaya.
Dendrobium chrysotoxum
Deze aardige soort komt gewoonlijk voor op een hoogte boven 500 m in de bladverliezende wouden van Thailand. Ze komt ook voor in Birma, de Himalaya en Indo‑China. De bulben zijn aan de basis smal, worden geleidelijk in het midden dikker en lopen naar boven weer spits toe. Ze kunnen 30 cm lang en 4 cm dik worden. De oudere bulben zijn geelachtig van kleur. Aan de top van één bulb staan 6 à 7 bladeren die een afmeting hebben van 17cm bij 5 cm. De gebogen of hangende bloemstengel, die soms tot 30 cm lang wordt, kan 20 of meer welriekende en aantrekkelijke bloemen produceren. De bloei duurt ongeveer 2 weken. Een bloem heeft een doorsnede van ongeveer 3,5 à 4 cm, ze heeft wasachtige heldergele sepalen en petalen met een gefranjerde oranje‑gele labellum (lip). Ze bloeit gewoonlijk in april.
Dendrobium farmeri Paxt.
Dit is misschien wel de mooiste inheemse orchidee die voorkomt in Maleisië. Het is namelijk de enige Callista species die in Maleisië voorkomt. In Thailand komt ze verspreidt voor, ze wordt ook in Birma en de Himalaya gevonden. Een enkele bloem van deze kenmerkende soort meet ongeveer 4 cm, heeft ronde, over elkaar liggende sepalen en petalen die wit zijn. Het ronde labellum is oranje‑geel met een witte rand. De hangende bloemstengel kan tot 20 los gerangschikte bloemen dragen. De bloemen verschijnen gewoonlijk voor de andere Callista(achtigen) in februari. Aan de bovenzijde van de vierkante pseudobulben staan drie à vier zachte dun generfde bladeren van 1,5 bij 5 cm.
Dendrobium thyrsiflorum Rchb.f.
Dit is een van de populairste Dendrobium species van Noord‑ Thailand geweest. Ofschoon ze nog steeds overvloedig aanwezig is in haar natuurlijke omgeving, wordt ze in de meer toegankelijke gebieden steeds zeldzamer. Ze komt voor in wat beschaduwde gebieden op betrekkelijk grote hoogte. De hangende bloemstengel is ongeveer 22 cm lang en draagt 30 tot 50 dicht op elkaar staande bloemen. Een bloem is 3 cm groot. De witte en verrukkelijke sepalen en petalen overlappen elkaar, terwijl de ronde lip sterk contrasteert met haar oranje‑gele kleur. De aantrekkelijke bloemen geuren heerlijk maar blijven helaas maar zo'n 5 tot 7 dagen goed. In tegenstelling tot de vierkante bulben van de Dendrobium farmeri zijn die van de Dendrobium thyrsiflorum lang en cylindervormig met verticale groeven. Ze worden ca. 50 cm lang met aan de bovenzijde van de bulb 4 à 6 zachte, soepele donkergroene bladeren van ongeveer 15 bij 5 cm.
Dendrobium densiflorum Wall.
Deze species komt niet zo veel voor in Thailand. Den. densiflorum groeit op grote hoogte dicht bij de grens van Birma. Zo komt dus ook voor in Birma, maar ook in de Himalaya, van Nepal tot Assam, op een hoogte boven 900 meter. Ze is gelijkvormig aan de Den. farmeri voor wat betreft de vierkante pseudobulben, alleen de bladeren zijn dikker, ronder en groener. De compacte bloeiwijze bestaat uit geheel gele bloemen.
CALLISTA HYBRIDEN
Van de "Callistas" zijn relatief weinig hybriden gekweekt. Dit komt waarschijnlijk door steriele faktoren. De meeste van de hybriden zijn ontstaan tijdens de beginperiode van de orchideeën hybridisatie. Den. chrysotoxum werd gekruist met Den. pulchellum aan het begin van deze eeuw. Deze hybride werd geregistreerd als Den. illustre, werd vervolgens teruggekruist met Den. pulchellum waaruit de voortreffelijke Den. Gatton Sunray ontstond. Onlangs werd Den. Gatton Sunray gekruist met Den. chrysotoxum. Dit leverde de Den. golden swan op. Den. chrysotoxum hybriden welke ontstonden zijn: (Den. caesar x Den. chrysotoxum) en (Den. formosum x Den. chrysotoxum). Een interessante hybride van de Den. aggregatum (Den. aggregatum x Den. undulatum var. bromfieldii), bloeide in 1963. De laatste genoemde species is een riet vormige altijd groene orchidee met tot 15 cm lange pseudobulben, die van Den. aggregatum daarentegen zijn slechts 8 cm groot. De nakomelingen vertonen een overheersende bloeivorm van de Den. aggregatum. Dit komt door de hangende bloemenaar, die verschijnt op de 18 cm lange pseudobulben. Andere Den. aggregatum hybriden welke zijn voortgebracht zijn (Den. Thomas Warne x Den.aggregatum) en (Den. aggragatum x Dendrobium superbiens).
DENDROBIUM EUGENANTHE
De sectie Eugenanthe omvat een groot aantal soorten die gekenmerkt worden door vlezige pseudobulben, schededragende afvallende of halfafvallende bladeren en met middelgrote tot grote bloemen. Een groot aantal van deze soorten zijn, als ze in bloei zijn, mooie potplanten. Deze soorten lenen zich uitstekend voor de kweek van prachtige "show" planten met een rijkdom aan bloemen. Er komen in Thailand meer dan 30 species voor. De meeste komen voor in de hoger gelegen gedeelten van het Tenasserum gebied en verlangen een koele, droge periode om de bloemvorming te stimuleren. Er kunnen als deze periode wordt overgeslagen problemen ontstaan, de bloemvorming zal dan moeilijker verlopen. Afhankelijk van de soort variëren de groei‑ en bloeipatronen. In het algemeen echter begint de vegetatieve groei tijdens of spoedig na de bloei die plaats vindt van februari tot mei. Dan volgt een snelle groei in het warme regenseizoen van eind mei tot oktober. Met de nadering van de droge periode worden de bladeren geel en vallen af. Onder kweekomstandigheden is het belangrijk tijdens de groeiperiode overvloedig water te geven, zo nu en dan te bemesten en voldoende licht en lucht te geven. Op het einde van de groeiperiode moet de bemesting gestopt worden en het water geven worden gereduceerd totdat de bloemknoppen gevormd worden. Daarna moet er matig water worden gegeven. De soorten die hangende bulben hebben kunnen beter in mandjes of op een boomvarenplankje worden gekweekt.
Dendrobium aphrodite Rchb. f.
Den. aphrodite is een tamelijk ongewone soort en komt voor in Noord Thailand. De halfopstaande pseudobulben zijn 15 tot 30 cm lang en ongeveer 2 cm dik. De bloemen die in februari en maart verschijnen staan alleen of in paren op 5 à 8 cm lange bloemstelen. Ze hebben een doorsnede van 6 cm. De crèmegele sepalen en petalen gaan niet volledig open. De grote lip met een diameter van 4 cm is ingesneden en heeft in het midden haren. Ze is crèmeachtig geel met twee donkerpaarse vlakken aan de basis. De anthere (stuifmeelhokje) is opvallend paars.
Dendrobium capillipes
De opeenstaande pseudobulben van deze dwergsoort zijn ongeveer 7 cm lang en 1,5 cm dik. Deze soort is bladverliezend. De rechtopstaande bloemstengel draagt drie à vier lichtgele bloemen die een doorsnede hebben van 3 cm. De bloei vindt plaats rond februari. De petalen zijn breed, de sepalen zijn smal en kort. De grote ronde lip is donkergeel en heeft lichtbruine strepen aan de basis. Deze orchidee wordt gevonden in het Chiang Mai gebied van Thailand.
Dendrobium chrysanthum Wall.
De attractieve diep goudgele bloemen van deze orchidee verschijnen gewoonlijk in april of mei, als de groei nog stil staat. Aan de zeer korte bloemstengels staan twee à drie bloemen. De bloemstengels ontspruiten op de knopen aan het einde van de lange hangende pseudobulben. De bloeitijd duurt ongeveer één week. Een enkele bloem is 4 à 5 cm groot. De brede sepalen en petalen overlappen elkaar en hebben een ronde vorm. De brede gefranjerde lip heeft twee kontrasterende donkere kastanje‑bruine vlekken. Deze soort is inheems in de Oost‑Himalaya, Birma en Thailand. In Thailand wordt ze verzameld op grote hoogte in de provincies Chiang Mai en Loei. Deze soort zal het in een warme kas niet goed doen.
Dendrobium crassinode Bens en Rchb.f.
Deze typische naam, crassinode wijst op de dikke knopen van de hangende pseudobulben, die een lengte kunnen bereiken van 30 tot 45 cm. Twee à drie bloemen staan aan korte bloemstengels, de bloemstengels ontstaan op de knopen, de bloeitijd is in februari tot april. De bloemen zijn 5 tot 6,5 cm groot, de sepalen en petalen zijn wit met paarse uiteinden. De fluweelachtige witte lip heeft een donkergele vlek aan de basis. Ze wordt aangetroffen in Noord‑Thailand en het aangrenzende Birma.
Dendrobium crepidatum Ldl.
De lekker ruikende bloemen van deze orchidee zijn 2,5 cm groot. De petalen en sepalen zijn wasachtig wit met een zacht lila tint. De ronde lip is donkergeel en heeft een witte rand. Omstreeks april verschijnen twee à drie bloemen die op een zeer korte stengel staan. De halfopstaande of gebogen pseudobulben zijn 23 tot 38 cm lang. De bladscheden hebben karakteristieke witte strepen. Deze soort komt voor in de bergen van noord‑ en noordoost Thailand. Ze is ook inheems in Birma, Indochina, China en Assam.
Dendrobium crystallinum Rchb.f.
Deze tamelijk veel voorkomende orchidee wordt gevonden in het noorden, westen en zuidwesten van Thailand en in de buurlanden, Laos, Cambodja en Birma, alsook in de Himalaya. De bloemen die een diameter hebben van 6 cm staan in paren op korte bloemstengels aan de bovenzijde van de rechtopstaande tot halfgebogen pseudobulben. De sepalen en petalen zijn wit met een lichtlila vlek aan de punten. De petalen zijn 3 cm lang en ca. 1 cm breed, de sepalen hebben dezelfde lengte maar zijn smaller en omgebogen. Het labellum is in platte toestand 3 cm lang en 2 cm breed, de normale vorm is komvormig. In het centrum is het labellum geel met rondom een paarse rand. De anthere op de groene collumna heeft een typische uitgerekte vorm en is voorzien van diverse papillen. De bloeiperiode is eind april en mei.
Dendrobium devonianum Paxt.
Deze verrukkelijke orchidee komt in de berggebieden van noord‑ en noordoost Thailand en de aangrenzende buurlanden voor. De halfopstaande paarsachtige pseudobulben zijn 25 tot 38 cm lang. De bloemen die in februari en maart verschijnen, blijven zo'n 10 tot 14 dagen goed. Ze staan op korte steeltjes in paren van twee à drie stuks aan de top van de bovenste knopen van de bulben. Een bloem is ongeveer 3 cm groot. De witte sepalen en petalen hebben lavendelblauwe punten. De crèmewitte ronde lip heeft een lavendelblauwe punt en een heldergeel centrum. Aan de rand staan nietige haartjes, de keel heeft paarse spikkels en strepen.
Dendrobium dixanthum Rchb.f.
De slanke half opstaande pseudobulben bereiken een lengte van 50 cm. In februari en maart ontspruiten op een knoop wel vijf bloemen. Deze helder boterbloemgele bloemen zijn tamelijk teer en hebben een doorsnede van ongeveer 3 cm. De grote gefranjerde lip is opvallend en donkerder geel dan de sepalen en petalen. Deze orchidee komt in het noord, noordoosten en westelijk Thailand voor. Men vindt ze ook in het buurland Birma.
Dendrobium falconeri Ilk.
Deze orchidee kan gemakkelijk worden geïdentificeerd door zijn karakteristieke groeiwijze. De erg dunne en met gezwollen knopen hangende pseudobulben zijn 50 tot 75 cm lang. De bloemen met een doorsnede van 5 cm staan alleen in paren. De smalle, spitse sepalen en petalen zijn wit en hebben aan het uiteinde een paarse vlek. De lip heeft een donkerkastanje bruine keel en is op het uiteinde paars gevlekt. Deze schitterende orchidee komt in Assam, Noord‑Birma en Noord‑Thailand voor. In de warme kas is deze orchidee moeilijk te houden. Planten die vanuit hun natuurlijke vindplaats in de warme kas gebracht worden, zullen het eerste jaar bloeien maar daarna geleidelijk degeneren. Om tot goede resultaten te komen moeten deze planten worden gekweekt op een schaduwrijke, vochtige en koele plaats.
Dendrobium fimbriatum Ldl.
Dit is een van de attractiefste orchideeën van de Eugenanthe groep. De rechtopstaande pseudobulben zijn 0,5 tot 1 m hoog. In februari en maart levert deze orchidee een hangende bloemstengel aan de bovenste delen. De bloemstengel kan zo'n 15 bloemen dragen die ieder 4 cm groot zijn. De petalen en sepalen zijn oranjegeel en de grote, ronde, gefranjerde lip heeft een donker oranjegele kleur. De variëteit oculatum heeft een kontrasterende donker kastanjebruine vlek in de keel. Beide soorten komen voor in Thailand, ofschoon de gevlekte variëteit overheerst. Deze mooie species is ook inheems in Nepal, Birma en Indochina. In Thailand wordt ze gevonden in de westelijke, noordelijke en noord‑ oostelijke gebieden.
Dendrobium findlayanum Par. en Rchb.f.
Van deze orchidee vallen de gezwollen knopen direct in het oog. Eigenlijk is het bovenste gedeelte van de bulb dat tussen twee knopen ligt inclusief de knoop gezwollen. Het onderste deel van de bulb is in diameter drastisch gereduceerd. De bulben zijn ongeveer 50 cm lang. De bloemstengels die op de knopen van het bovenste gedeelte ontstaan zijn ongeveer 4 cm lang. Iedere stengel draagt twee à drie verrukkelijk gekleurde bloemen die een doorsnede van 7,5 cm hebben. De petalen en sepalen zijn licht lavendelblauw of wit met een lavendelblauwe tint. De lip is in het hart saffraangeel en aan de randen bleekgeel. Deze soort is inheems in noord Thailand, waarschijnlijk ook in het aangrenzende Birma.
Dendrobium friedericksianum Rchb.f.
Deze begeerlijke inheemse species komt uit het Chandhaburi district in het zuidoosten van Thailand. De bloemen zijn redelijk groot, hebben een mooie alternatieve vorm en blijven lang goed. Omdat ze voorkomt in de lager gelegen wouden van zuidoost Thailand kan ze worden gekweekt in de warme kas. De bulben die 50 cm lang en 2,5 cm dik zijn, zijn half opgericht. De bloemstengel draagt van januari tot maart drie of vier bloemen die een doorsnede hebben van ongeveer 5,5 cm. De wasachtige petalen en sepalen zijn chroom‑geel van kleur. De lip is iets donkerder geel. Sommige planten hebben bloemen met twee kastanjebruine vlekken in de keel anderen weer niet. De bloemen kunnen 5 weken aan de plant goed blijven.
Dendrobium hercoglossum Rchb.f.
Deze soort met zijn lichtpaarse bloemen is gemakkelijk te kweken en in bloei te krijgen. Ze komt voor in zuidoost Thailand. De pseudobulben zijn iets hangend, ongeveer 30 cm lang, aan de basis smal en aan het bovenste gedeelte tot 1 1/4 cm dik uitlopend. De bloemstengel draagt vaak voordat de bladeren geheel zijn afgevallen van februari tot maart vier of vijf bloemen aan de laatst nieuw gevormde bulben. De platte mooi gevormde bloemen zijn ongeveer 2,5 cm in diameter. De petalen en sepalen zijn scherp van vorm. De holle lip heeft een harige callus aan de basis van de middelste lob, die driehoekig en naar de punt lichtpaars gekleurd is. De donkerpaarse anthere steekt af tegen de bleekblauwe petalen en sepalen. De soort Dendrobium lingualler is een nauw verwante soort en komt op het schiereiland van Thailand en in geheel Maleisië voor. Ze verschilt iets van Dendrobium hercoglossum door haar hangende vorm en door de bulben die over de gehele lengte dezelfde diameter hebben.
Dendrobium hetrocarpum Ldt.
Deze zeer variabele soort is ook bekend als Dendrobium aureum. Ze komt voor op Ceylon, Noord India, Birma, Thailand, Maleisië en de Filippijnen. In Thailand wordt ze in verschillende geografische gebieden aangetroffen. Ofschoon de pseudobulben vormen kunnen hebben als opstaand, hangend, dik of dun, heeft het type dat in Thailand voorkomt opstaande tot half opstaande pseudobulben. De bulben hebben een lengte van 18 cm en zijn 1,5 cm dik. Geurende bloemen van ongeveer 6 cm verschijnen van eind december tot februari. De betrekkelijk smalle en spitse petalen en sepalen zijn crèmegeel, de lip daarentegen is donkerder geel en heeft een crèmeachtige top, is in het centrum paarsbruin gevlekt en heeft in de keel paarsbruine strepen.
Dendrobium lituiflorum Ldl.
De lichtgebogen bulben die ongeveer 50 cm lang zijn produceren in maart een rijkdom aan attractieve bloemen. Op een knoop ontstaan twee bloemen met een diameter van 6 cm. De sepalen zijn lichtblauw, de petalen zijn donkerder. De trompetvormige witte lip heeft een paarse rand en basis. Deze orchidee is inheems in Assam, Birma en Thailand. Ze groeit op betrekkelijk grote hoogte.
Dendrobium moschatum Srv.
De opstaande tot half opstaande bulben van deze orchidee worden 1.50 m of langer. Het onderste deel van een jonge bulb heeft paarse en groene vlekken. De glanzend dunne en buigzame bladeren zijn ongeveer 12 bij 4 cm. Ongeveer 10 attractieve bloemen in maart en april gedragen door hangende bloemtakjes aan het bovenste deel van de bulben. De bloemen die een mooie vorm hebben zjn ongeveer 6 cm in diameter. De sepalen en petalen zijn lichtoranje, de komvormige gefranjerde lip is donkerder oranje en heeft twee kastanjebruine vlekken in de keel. Deze mooie vorm die in Thailand voorkomt is de variëteit capreum. De gewone soort is bleekgeel en heeft paarse aders of een paarsige gloed. Ze is inheems in de Himalaya, Birma, Korea en Thailand. Ze groeit in het midden en hoger gelegen deel van noord‑, zuidoost en west Thailand. De planten zjn gemakkelijk te kweken. Ze hebben behoefte aan veel licht, en moeten bijna in de volle zon worden gekweekt.
Dendrobium nobile Ldl.
Deze orchidee is de populairste van de Eugenanthe sectie. Ze wordt al meer dan een eeuw gekweekt en gehybridiseerd. Het is een zéér variabele soort en er bestaan talrijke variëteiten. De opstaande bulben zijn 30 tot 45 cm hoog en 2 cm dik. In maart en april groeien er twee à vier bloemen op een knoop, aan de gewoonlijk bladloze pseudobulben. De bloemen hebben een diameter van ongeveer 6 cm. De petalen en sepalen zijn aan de basis vaak wit en overgaand naar lavendelblauw aan de uiteinden. De lip heeft een paarse keel, met een gele of witte boord, met een paarse rand. Er bestaan verschillende kleurvarianten. Een goed bloeiende plant is een lust voor het oog. Deze soort moet worden gekweekt in de koele kas en verlangt een droge periode in de winter. Deze orchidee komt voor in de Himalaya, Birma, Thailand en Korea tot in Zuid‑China toe. De natuurlijke omgeving in Thailand is in de noordelijk‑ en zuidoostelijk berggebieden.
Dendrobium parishii Rchb.f.
Van deze orchidee zijn de pseudobulben ongelijkmatig gebogen en ze kunnen tot 30 cm lang worden. De knopen zijn vaak licht gezwollen. De sterk geurende bloemen hebben een diameter van 4 à 5 cm. De bloemen in april en mei staan in paren van twee à drie stuks aan de bovenste petalen en sepalen hebben een mooie vorm. De harige lip draagt twee donkerpaarse vlekken. Ze komt in Noord‑ Thailand, het buurland Birma , Korea en Cambodja voor.
Dendrobium pierardii
Deze soort produceert een overvloed aan heerlijke kleine bloemen aan lange hangende bulben. Deze Dendrobium leent zich uitstekend voor het kweken van spectaculaire "show" planten. De slanke hangende pseudobulben worden 0,50 tot 1,25 m lang. Omstreeks april en mei groeien de bloemen, die een diameter van 5 cm hebben, in paren van twee op de knopen. De petalen en sepalen zijn lichtpaars. De breedte van de petalen is ongeveer tweemaal die van de sepalen. De harige bleekgele lip is aan de basis paars gestreept. Deze soort heeft een groot verspreidingsgebied, van de Himalaya, Birma, Thailand en Indochina tot in Maleisië. In Thailand wordt ze gevonden in bijna ieder pythogeografisch gebied. Ze is gemakkelijk te kweken en in bloei te brengen.
Dendrobium primulinum Ldl.
Dendrobum primulinum lijkt op Dendrobium pierardii maar de bulben zijn wat korter en dikker. De smalle sepalen en petalen hebben dezelfde afmetingen. De grote lip daarentegen is veel breder. In maart staan de ongeveer 2 cm grote bloemen alleen aan de knopen. De sepalen en petalen zijn heel lichtpaars. De lichtgele harige lip heeft een paarsige vleug. Ze komt in dezelfde gebieden als Dendrobium pierardii voor.
Dendrobium pulchellum Roxb.
Deze soort is gewoonlijk bekend als Dendrobium dalhousieanum. Het verspreidingsgebied is groot ,namelijk van de Himalaya tot Birma, Thailand, Indochina en Maleisië. Ze komt in Thailand betrekkelijk veel voor en worden in overvloed gevonden in de open bladverliezende wouden van de noordelijke‑, noordoostelijke‑ en westelijke gebieden. De opstaande pseudobulben zijn 0,75 tot 1,25 m lang en tot 2 cm dik. De bladscheden hebben typische paarse strepen. De hangende bloemstengel verschijnt van maart tot april op het bovenste gedeelte van de uitgerijpte bladloze bulben. Ze dragen ongeveer 10 grote, mooie bloemen die ca. 10 cm groot zijn. De brede wasachtige bleekgele sepalen en petalen hebben vaak een lavendelblauwe tint. De komvormige, harige en gefranjerde lip heeft twee in het oogspringende donker kastanjebruine vlekken. Vanwege de holle lip is het beste aanzicht van de bloem van bovenaf. Deze orchidee is betrekkelijk gemakkelijk te kweken. Ze kan een aanzienlijke hoeveelheid zonlicht verdragen.
Dendrobium senile Par. en Rchb.f.
De bladverliezende bulben, die een afmeting hebben van 5 tot 10 cm worden gekenmerkt door witte, wollige haren op de bladscheden. Een of twee bloemen met een diameter van 4 cm ontluiken van januari tot maart op de bovenste knopen. De aardige mooi gevormde sepalen en petalen zijn strogeel. De driehoekige streepvormige lip is aan de buitenzijde strogeel en heeft voor in de keel een heldergroene dwarsstreep. Deze orchidee komt in Noord‑Thailand op grote hoogte voor. Men vindt ze ook in het aangrenzende Birma en Korea. Ze verlangt een koele omgeving.
Dendrobium tortile Ldl.
De opstaande tot half opstaande 30 a` 40 cm lange pseudobulben zijn aan de bovenzijde dikker dan in het midden en de onderzijde. In groepjes van twee à drie groeien de 8 cm grote bloemen aan de bovenste knopen. De smalle geschroefde lilapaarsige petalen en sepalen zijn de karakteristieke kenmerken van deze orchidee. De lip is bleekgeel en heeft naar de basis toelopende paarse aders. Deze orchidee komt voor in het lager gelegen deel van Birma, Noord‑West‑Thailand, West‑Thailand, het schiereiland van Thailand en Maleisië. Ze is in de warme kas gemakkelijk te kweken.
Dendrobium wardianum Warner
Deze orchidee blijkt een grotere vorm van Dendrobium crassinode te zijn. De hangende bulben hebben een lengte van 0,5 tot 1 m en zijn ter hoogte van de knopen 2,5 cm dik. De bloemen hebben een diameter van 8 à 10 cm. De petalen zijn 5 bij 3 cm. De sepalen hebben dezelfde lengte maar zijn iets smaller. Ze zijn beide wit met paarse punten. De witte lip is aan de basis donkergeel en aan de punt paars. Ze heeft twee kastanjebruine vlekken op beide zijden in de keel. De bloeiperiode is van januari tot maart. Deze soort is inheems in Assam, Birma en Thailand.
EUGENANTHE HYBRIDEN
Zowel de soorten als de hybriden van de Eugnanthe‑sectie genoten een aanzienlijke populariteit gedurende het laatste deel van de 19e en het eerste deel van de 20e eeuw in Europa. Het aantal hybriden dat tijdens deze periode werden geregistreerd geeft een afspiegeling van hun populariteit. De eerste ingewikkelde hybride van de Eugenanthe groep die in 1864 werd geregistreerd was Dendrobium dominianum (Den. linnawianum x Den. nobile). Vanaf dat tijdstip tot aan de eeuwwisseling werden 41 hybriden geregistreerd. In de periode 1900 tot 1930 werden daar nog eens 54 hybriden aan toegevoegd. Gedurende de laatste 40 jaren echter werden de Eugenanthe soorten slechts bij de ontwikkeling van ongeveer 25 hybriden betrokken. De soorten die herhaaldelijk werden gekruist zijn: Dendrobium nobile, Dendrobium primulinum, Dendrobium pulchellum, Dendrobium wardianum en Dendrobium findlyanum. De belangrijkste en meest verspreide soort is Dendrobium nobile geweest. Deze soort en de daaruit ontwikkelde hybriden zijn door de jaren heen intensief gekweekt voor zowel de potplanten als de snijbloemencultuur. De laatste recente hybridisatie heeft plaatsgevonden in Japan en met name de "4 polyploïde" hybriden hebben aanzienlijk verbeterde types opgeleverd. Van de Eugenanthe‑sectie zijn betrekkelijk weinig hybriden tussen twee secties gemaakt. Misschien blijkt de meest buitengewone intersectie‑hybride Den. Gatton Sunray (Den. pulchellum x Den. illustre) te zijn. Deze plant werd onderscheiden met een "First Class Certificate by the Royal Horticultural Society" (FCC/RHS). Deze kruising Den. illustre die in 1919 werd geregistreerd is een hybride van Den. chrysotoxum van de Callista‑sectie en Den. pulchellum. Den. pulchellum werd ook met succes gekruist met Den. thyriflorum van de Callista‑sectie, Den. veratrifolium en Den. schuller van de Ceratobium‑sectie en Den. dearei van de Nygrohirsutae‑sectie. Andere hybriden tussen twee secties die geregistreerd werden zijn Eugenanthe x Callista (Den. nobile x Den. thyrsiflorum) en (Den. nobile x Den. suavissimum), Ceratobium Phalaenanthe x Eugenanthe (Den. Louis Bleriot x Den. friedericksianum) en Phalaenanthe x Eugenanthe (Den. phalenopsis x Den. primulinum).
DENDROBIUM NIGROHIRSUTAE
Tot de Dendrobium Nigrohirsuae familie behoren begeerlijke soorten als Den. formosum en Den. infundibulum van Thailand en Den. dearei, Den. sanderae en Den. schuetsei van de Filippijnen. De geheel met zwarte‑ of bruinachtige met haren bedekte bladschede karakteriseert deze sectie. Enkele soorten hebben grote, mooie en relatief lang goed blijvende bloemen. De Nigrohirstuae groep omvat ongeveer 35 soorten die zijn verspreid over de Himalaya en zuidoost Azië". In Thailand treffen we meer dan 12 soorten aan, maar slechts enkelen zijn bekend bij de orchideeënliefhebbers. Zowel Den. formosum var. giganteum als Den. cruentum, die uit het lager gelegen zuidwestelijk deel en het schiereiland van Thailand komen, zijn in de warme kas gemakkelijk te kweken. Dendrobium infundibulum, Dendrobium scabrilingue en Dendrobium sutepense, die in de hoger gelegen gebieden voorkomen zijn daarentegen moeilijker te kweken. De planten groeien over het algemeen het beste in potten of mandjes met een grof medium of op boomvarenplankjes.
Dendrobium formosum Roxb.
Dit is de populairste en overal gekweekte Nigrohirsutae in Thailand. Ze komt vanaf de Himalaya, Thailand en tot in Birma voor. De grootbloemige variëteit, die in overvloed voorkomt in het Kanong‑gebied in het zuidwesten van Thailand is Den. formosum var. giganteum. De bloemen van deze orchidee die afmetingen hebben tot een diameter van 10 cm ontluiken gewoonlijk van oktober tot december. De witte sepalen en petalen zijn goed gevormd. De witte lip is aan de punt ingesneden en heeft een gouden keel, ze onderscheidt zich door het ontbreken van de zijlobben. De verrukkelijk ruikende bloemen bloeien ongeveer 2 weken. De plant kan een lengte bereiken van 50 cm, ofschoon ze in de natuur de neiging hebben om korter en houterig te worden. De bladeren zijn 9 cm lang en 3 cm breed.
Dendrobium infundibulum
De heerlijke papierwitte bloemen van deze orchidee hebben een doorsnede van ongeveer 9 cm en zijn daarmee iets kleiner als die van Den. formosum var. giganteum. Gewoonlijk van januari tot maart ontspruiten aan verkorte bloemstengels een of twee bloemen aan de bovenzijde van de pseudobulben. De lip heeft een cadmium oranje vlek in de keel, is aan het uiteinde scherp ingesneden en heeft gekartelde randen. Het mentum is betrekkelijk lang en heeft bruine stippels. Ofschoon de sepalen en petalen een dunne structuur hebben duurt de bloei langer dan een maand. De lange dunne pseudobulben zijn ongeveer 45 cm hoog en vaak minder dan 1,5 cm dik. De groene bladeren zijn dun en buigzaam. De orchidee komt in het Tenassim gebied op meestal boven 1200 m voor. De omgeving is daar betrekkelijk vochtig. Deze plant zal het in een warme kas niet goed doen en tenslotte doodgaan.
Dendrobium sutepense Rolfe ex Downie
Deze soort is inheems in de betrekkelijk hoge bergen van het Chiang Mai gebied. De kleine bloemen meten slechts 2,5 cm in doorsnede. De glanzende witte sepalen en petalen zijn smal en lopen spits toe. De middelste aan de rand gefranjerde omgebogen lob heeft in het midden een opgaande gele schijf. De zijlobben hebben gele lijnen. In februari en maart staan op een korte bloemstengel een of twee bloemen. De smalle pseudobulben zijn ongeveer 23 cm lang en hebben 4 of 5 bladeren die een afmeting hebben van 6 bij 1,5 cm.
Dendrobium scabrilingue Ldl.
Deze verrukkelijk geurende orchidee groeit op grote hoogte in noord, noordoost en oost Thailand. De bloemen zijn voor de Nigrohirsutae sectie klein, ze hebben een doorsnede van slechts 4 cm, maar hun aparte geur, maakt ze een favoriet van het nog maagdelijk Chiang Mai gebied. De pseudobulben zijn 15 bij 1,5 cm en dragen verscheidene korte bloemstengels, met ieder 2 tot 5 bloemen. Het bloeiseizoen vangt eind december aan en eindigt in februari. Iedere bloem blijft meer dan 5 weken goed, daar de knoppen na elkaar opengaan leveren de planten een mooi plaatje en een lekkere geur op gedurende meer dan 2 maanden. De wasachtige petalen en sepalen zijn wit. De middelste lob van het labellum is lichtgeel tot oranje, iets gebogen en spits. De binnenste vlekken van de hoekige zijlobben zijn groen gestreept. De stempelzuil is lichtgroen.
Dendrobium draconis Rchb.f.
Dendrobium draconis komt voor in geheel Thailand en vooral in het Tenasserin gebied, ze wordt ook gevonden in het naburige Birma en Indo‑china. Om goed tot ontwikkeling te kunnen komen heeft ze behoefte aan een koude omgeving ofschoon niet zo stringent als Dendrobium infundibulum. Deze soort moet in de gematigde koude kas worden gekweekt om in bloei te geraken, ze zal echter in de warme kas niet dood gaan. Ze bloeit gewoonlijk in maart en april en de bloemen blijven ongeveer 3 weken goed. De korte bloemstengels dragen twee tot vijf bloemen met een diameter van 5 cm. De smalle, glanzend witte petalen en sepalen lopen spits toe en zijn teruggeslagen. De middelste lob van het labellum loopt ook spits toe, is ook teruggeslagen en heeft een gegolfde rand. De keel is helderrood, ze heeft een lang smal buisvormig spoor.
Dendrobium carniferum Rchb.f.
Deze soort heeft dezelfde verzorging nodig als Dendrobium draconis. Men kan ze aantreffen in de provincie Chiang Mai zoals ook de Dendrobium draconis. Ze komt ook in Assam en noordelijk Birma voor. De bloemen hebben een doorsnede van ongeveer 5 cm. De crèmegele petalen en sepalen worden naar het uiteinde toe donkerder. De middelste lob is crèmegeel, de zijlobben daarentegen zijn teruggeslagen en donkerder geel. De keel is rood. De lange spoor is gedraaid en bruinpaars. Ze heeft een driehoekig vruchtbeginsel. De bloeiperiode is dezelfde als die van de Dendrobium draconis.
Dendrobium bellatulum Rolfe.
Deze attractieve kleinbloemige soort komt in dezelfde gebieden voor als Dendrobium draconis en Dendrobium carniferum in noord Thailand op een hoogte van ongeveer 1200 m. Ze komt ook in Phu Kradung, in noordoost Thailand alsook in zuidwest China voor. De opeenstaande pseudobulben zijn ongeveer 7 cm hoog en 2 cm dik. Ze zijn aan de basis smal, in het midden dik en aan het uiteinde lopen ze spits toe. Ze draagt aan de top drie à vier grijzige bladeren van 4 bij 2 cm die aan de punt ongelijk gelobd zijn. De korte bloemstengels ontstaan aan de knopen van de middelste sectie tot aan de top van de pseudobulben. Zo nu en dan komen er twee bloemen met ieder een diameter van 4 cm. De crème‑witte sepalen en petalen hebben een mooie vorm. De lip heeft duidelijk drie zijlobben. De middelste lob vormt een papilvormige kam en is cadmium‑oranje gekleurd. De zijdelingse lobben zijn klein en hebben een ronde vorm. De keel is scharlaken rood en het spoor is zakvormig. Het bloeiseizoen is van januari tot mei.
Dendrobium margaritaceum Finet.
Dendrobium margaritaceum lijkt sterk op Dendrobium bellatulum en komt op dezelfde natuurlijke groeiplaats voor. De meest in het oog lopende verschillen zijn de kleur, de vlakken van de lip en het bloeiseizoen. De middelste lob van de lip van Dendrobium margaritaceum is wit met een geel tot rood centrum, die van Dendrobium bellatulum daarentegen is geheel geel. De drie vlakken van Dendrobium margaritaceum zijn meer gescheiden dan die van Dendrobium bellatulum. Dendrobium bellatulum bloeit van januari tot maart. Dendrobium margaritaceum bloeit in het groeiseizoen van juni tot augustus.
Dendrobium cruentum Rchb.f.
Deze heerlijke soort die inheems is op het schiereiland van Thailand heeft lichtgroene petalen en sepalen en een zeer contrasterende helderrode lip. Ze komt op het schiereiland iets zuidelijker voor dan Dendrobium formosum var. giganteum. We vinden de planten op kleine bomen in open wouden op betrekkelijk lage hoogtes. De blanke pseudobulben bereiken een lengte van 35 cm. De bladeren zijn slechts 5 cm lang en 2 cm breed. Aan de bovenste helft van de pseudobulb ontstaat een korte bloemstengel. De bloem heeft een diameter van ongeveer 3 cm. De sepalen en petalen zijn lichtgroen en hebben donkere groene aders. De smalle petalen hebben een spitse vorm, de zijdelingse sepalen zijn aan de basis breed en lopen spits toe. De lip is duidelijk drie lobbig. De middelste lob is vleesachtig en stijf, scherp en teruggeslagen, met iets golvende, rode zijkanten. Vijf helderrode vlekken zijn aan de basis van de lip met elkaar verbonden. De zijlobben zijn puntig naar voren gebogen, overvloedig bezet met rode en witte puntjes. De stempel is kort en lichtgroen en het voetje van de zuil is rood. Het mentum is stomp. Deze soort doet het goed in de warme kas en bloeit het gehele jaar door, een bloem bloeit een maand lang.
Dendrobium trigonopus Rchb.f.
Nog een bewoner van noord Thailand is de tamelijk ongewone soort Dendrobium trigonopus, die de Thai's "Kam Pak Gai" noemen, wat zoveel betekent als "gouden kippensnavelbek".Ze komt ook voor in Korea en het aangrenzende noordwesten van China. De bruin‑ paarsige gerimpelde speudobulben zijn ongeveer 12 cm lang en 2 cm dik. De bladeren die in groepjes op de top van de bulb staan zijn 8 cm lang en 2,5 cm breed. De bladscheden zijn bedekt met bruinachtige haren. De korte bloemstengel die op het bovenste deel van de pseudobulb ontstaat draagt van februari tot mei twee of drie bloemen. De bloemen zijn iets kleiner dan 5 cm. De wasachtige strogele sepalen en petalen zijn dik en hebben een spitse vorm. De lip bestaat uit drie lobben. De middelste lob is geel met een groenachtig centrum, de zijlobben zijn chartreuze van kleur met bruine strepen.
NIGROHIRSUTAE HYBRIDEN
De Filippijnse soorten hebben enige buitengewone hybriden voortgebracht, tussen de Nigrohirsutae en andere secties, zoals Dendrobium Thoma Warne (Den. sanderae x Den. schuetzei) en Dendrobium Jane Warne (Den. daerei x Den. schuetzei). Dendrobium formosum die in Thailand veel voorkomt werd ook geselecteerd voor de productie van de uitstekende hybride Dendrobium Nelly Sander (Den. formosum x Den. daerei). Ze werd ook gekruist met Den. lowii en Den. ovipostoriferum van dezelfde sectie en ook nog met diverse soorten van andere secties. Andere hybriden die gekweekt zijn met de Nigrohirsutae sectie en veel voorkomen op Thailand zijn (Den. infundibulum x Den. dearei) en (Den. Jaquelyn Thomas x Den. draconis). Dendrobium infundibulum kan ondanks haar slechte aanpassingsvermogen in de warme kas nuttig zijn om haar attractieve, lang bloeiende bloemen. Kruisingen met grootbloemige soorten, zoals Dendrobium formosum var. giganteum en de Filippijnse Den. sanderae kunnen waarschijnlijk leiden tot hybriden met de gewenste combinatie van grote attractieve bloemen en lang bloeiende planten met een groot aanpassingsvermogen. Dendrobium scabrilingue zou een rol moeten spelen in het schenken van een heerlijke geur aan haar nakomelingen. Dendrobium cruentum zou kunnen bijdragen tot lang bloeiende attractief gekleurde bloemen. De drie Filippijnse species, Den. dearei, Den. sanderae en Den. schuetzei hebben 40 chromosomen. De Thaise soorten daarentegen hebben 39 chromosomen uitgezonderd Den. cruentum (40 chromosomen). De Filippijnse soorten hebben een nauwe relatie met elkaar, als bewijs hiervoor geldt de regelmaat in het samenvoegen van hybriden met hetzelfde aantal chromosomen. Aan de andere kant hebben de hybriden van De. formosum en Den. dearei een aantal chromosomen dat tussen die van de ouders (2 = 39) inzit. Chromosomen verenigen is tegen de regels in hybridisatie gezien het distaal verwantschap van de ouders en de geringe vruchtbaarheid van de daaruit ontstane hybride.
OVERIGE SOORTEN
DENDROBIUM SECTIES
De kweek van inheemse soorten van Thaise Dendrobiums zijn hoofdzakelijk beperkt tot de sectie Callista, Nigrohirsutae en Eugenanthe. Het aantal overblijvende soorten die in meer dan 10 verschillende secties zijn ingedeeld zijn hoofdzakelijk van botanisch belang. Met de tegenwoordige trend voor het kweken van miniaturen echter, zullen ongetwijfeld vele van deze botanische soorten bij de orchideeënkweker de aandacht trekken. Twee soorten zijn echter de moeite waard om te worden besproken. Het is Den. delacourii van de sectie Stachyobium en Den. secundum van de sectie Peldilonum.
Dendrobium delacourii Gwill
Wanneer deze orchidee bloeit herinnert ze aan een geelbloeiende orchidee van de sectie Ceratobium, behalve dan haar gereduceerde afmetingen. De opstaande 25 à 30 cm lange bulben zijn 2 cm dik en dragen ongeveer 12 bladeren van 8 bij 3 cm. De bladeren vallen met het begin van de winter af. Tijdens de groei ontspruiten aan het bovenste deel van de pseudobulben diverse bloemstengels meestal in juni, juli als de bladeren nog groen en fris zijn. Iedere bloemstengel is 15 tot 20 cm lang en kan tot 20 bloemen dragen. De bloemen hebben ongeveer een diameter van 2,5 cm. De petalen en sepalen zijn bleekgeel. De smalle petalen zijn aan het uiteinde iets verbreed. Van de lip is de gefranjerde bruingestreepte middelste lob aan de rand met haren bezet. De bruinachtige gele zijlobben van de lip is over deze zuil gevouwen. De bloei duurt vaak langer dan een maand. Een plant die het naar zijn zin heeft kan wel vijf bloemstengels per bulb maken wat in de kas een fraaie plant oplevert. Van deze soort komt ook nog een dwergvorm voor met vlezige pseudobulben van slechts 2 tot 5 cm lengte. De afmetingen en vorm van de bloem zijn nagenoeg hetzelfde maar de bloemstengels zijn niet zo lang en dragen minder bloem. Dendrobium delacourii (syn. Den. ciliatum) komt over heel Thailand veel voor behalve op het schiereiland van Thailand. Ze komt ook in het naburige Birma en Indo‑China voor. Ze is betrekkelijk gemakkelijk te kweken en doet het ook in de warme kas goed.
Dendrobium secundum Ldl.
Ofschoon de individuele bloemen van deze orchidee klein zijn, is de aantrekkelijke kleur en het dicht opeenstaande arrangement van de bloeiwijze een decoratieve aanblik. De rechtopstaande pseudobulben zijn tot 60 cm lang en ongeveer 2 cm dik. Aan het begin van de koude droge periode vallen de bladeren af. De bloemknoppen beginnen zich dan te vormen. De bloemstengel is 5 à 10 cm lang en verschijnt van februari tot april. De bloemstengel staat horizontaal met daarop in rijen de omhoogstaande bloemparen Een individuele bloem is ongeveer 5 mm breed en 1 cm lang. De petalen en sepalen zijn rozepaars, de lip is oranje‑ geel. Dendrobium secundum is een van de meest voorkomende soorten in Thailand en wordt praktisch in ieder pythogeografisch gebied gevonden. Ze komt ook veel verspreid voor in de Himalaya, Birma, Indo‑China en tot Maleisie en de Filippijnen. Van deze orchidee kan met zo'n verspreidingsgebied een groot aanpassingsvermogen worden verwacht. De planten die stammen uit de wouden van het schiereiland van Thailand kunnen goed worden aangepast voor de cultuur in de warme kas. De planten kunnen een grote hoeveelheid licht verdragen en moeten een rustperiode hebben na het beëindigen van het groeiseizoen. Vanwege de unieke kleur en samenstelling van de bloemen is ze de moeite waard op gekweekt te worden. Helaas blijven de bloemen tamelijk kort goed.
Petaal:Kroonblad = 3 binnenste bloembladeren
Sepaal: Kelkbloemblad = 3 buitenste bloembladeren
Labellum: Lip
Columna: Stempelzuil
Anthere: Stuifmeelhokje
Stigma: Stempel