logo

 

 

 

 

 

Het geslacht Cattleya

  • Cattleya
  • Laelia
  • Sophronites
Cattleya's: De koningin van de orchideeënfamilie

door Bert van Zuylen :

Zonder twijfel: de bloem die het eerste in je gedachten opkomt als het woord "orchideeën" klinkt is een Cattleya. Deze statige bloemen kon je vroeger overal kopen in de kleuren wit of wit met een paarse lip, en in allerlei tinten paars. Door de introductie van andere geslachten zoals Brassavola, Laelia en Sophronitis zijn de kwekers erin geslaagd een breed scala van kleuren, vormen en geuren op de markt te brengen. Je kunt nu planten tegenkomen met bloemen die groen gekleurd zijn en een rode of paarse lip dragen. Maar ook knalgele bloemen of gele bloemen met een knalrode lip, het is allemaal mogelijk. Lippen die felgele of paarse of rode aders dragen, ze zijn er. Er zijn zelfs compleet bloedrode bloemen. Het geslacht is vernoemd naar William Cattley, de Engelse liefhebber die voor het eerst deze spectaculaire planten in bloei kreeg buiten hun natuurlijke omgeving. Cattleya's worden in 2 groepen verdeeld, al naar gelang het aantal bladeren dat de bulben dragen. De eenbladige Cattleya's worden meestal tussen de 30 en 60 cm hoog en dragen tussen de 1 en 5 bloemen die meer dan 10 cm in doorsnee kunnen worden. De tweebladige Cattleya's, soms hebben ze zelfs 3 bladeren, kunnen wel 1,5 meter hoog worden. Hun bloemen zijn vaak wat kleiner, maar daar staat tegenover dat er soms wel 25 op een enkele bloemtak kunnen staan. De bloemen van de eenbladige soorten blijven tussen de 2 en 4 weken mooi, over het algemeen blijven de bloemen van de tweebladige soorten iets langer mooi. Als snijbloem gaan ze ongeveer de halve periode mee.

De bloei

Op eentje na bloeien alle Cattleya's vanuit de top van een volwassen bulbe. Cattleya walkeriana lijkt op het eerste gezicht vanuit de onderkant van een bulbe te bloeien. Bij nadere beschouwing blijkt dat het via een speciaal gevormde bloemtak gaat, en goed gekweekte planten bestaan uit bulben met bladeren en bulben met deze bladloze bloemstengels. Bij de meeste soorten en hybriden worden de jonge bloemen beschermd in een omhulsel wat we "spat" noemen. In sommige gevallen, vooral Cattleya labiata, zijn er zelfs 2 spatten waarbij er eentje in de ander zit. Uiteraard zijn er echter ook planten die bloeien zonder dat er sprake is van een spat. Afhankelijk van de achtergrond van een bepaalde plant kan het gebeuren dat de plant bloeit vanuit een groene spat, meteen nadat de bulbe is uitgegroeid. Maar om het spannend te maken zijn er natuurlijk ook weer planten die eerst een spat vormen, en dan een rustperiode in acht nemen om daarna te bloeien vanuit een verdroogde bruine spat.

Licht

Deze bewoners van het middendeel van het woud willen middelmatig tot veel licht om goed te kunnen groeien en bloeien. Als ze inderdaad voldoende licht krijgen dan worden de planten en bladeren licht geel-groen van kleur en vormen ze stevige bulben die recht overeind blijven staan, zonder dat er stokjes langs gezet moeten worden. Als de bulbe een spat maakt dan is dat een goede indicatie dat de planten tenminste voldoende licht krijgen. Planten die op de vensterbank gekweekt worden, waar het licht maar uit één richting komt, zullen uiteraard naar die richting groeien. Deze schuine groei mag niet verward worden met een slechte kweekwijze die zorgt voor slappe, weke bulben. De meeste eenbladige Cattleya's zoals C. labiata, C. mossiae, C. percivaliana en C. trianae en al hun hybriden moeten een echte nachtrust hebben om te kunnen bloeien. Het moet dan ook echt donker zijn. Een leeslamp, of straatverlichting (!), kan al genoeg zijn om geen bloemen te vormen.

Temperatuur

De meeste volwassen Cattleya's hebben een verschil van dag- en nachttemperatuur nodig van 6 tot 9 graden om goed te kunnen groeien en bloeien. Deze planten worden beschouwd als gematige tot warme groeiers, wat betekent dat ze gekweekt moeten worden bij nachttemperaturen van 12 tot 16 graden C en dagtemperaturen van 21 tot 28 graden C. Deze temperaturen zijn als optimaal te beschouwen, maar een Cattleya kan het best een tijdje verdragen als de dagtemperatuur boven de 30 graden uitkomt. Maar dan moet u er wel voor zorgen dat er volop luchtbeweging is, volop luchtvochtigheid en dat er flink geschaduwd wordt.

Water geven

Volwassen Cattleya's moeten de kans krijgen om tussen 2 waterbeurten in even bijna op te drogen. Zorgvuldig water geven is voor deze planten van groot belang. Omdat de tijd tussen 2 waterbeurten sterk afhankelijk is van zaken zoals potmedium, weer en de grootte van de potten is het onmogelijk om aan te geven hoeveel dagen er tussen moeten zitten. Een truc om te voelen of er al water gegeven moet worden is om even met de vinger of een houtje te prikken. Als het vochtig aanvoelt, of als het houtje er vochtig uitziet, dan is het nog niet nodig om opnieuw water te geven. Maar als duidelijk is dat het medium droog is, dan mag de plant weer water hebben. Dit wil overigens niet zeggen dat de plant die er naast staat dan ook automatisch weer water mag hebben, dat moet eerst gecontroleerd worden.

Luchtvochtigheid

Net als andere tropische epifieten moet de luchtvochtigheid rond Cattleya's zo rond de 50-70% zijn. In een kas kan de luchtvochtigheid omhoog gebracht worden d.m.v. een vernevelaar of een sproeisysteem. Binnenshuis kan een bevochtiger gebruikt worden, maar de planten kunnen ook op schaaltjes vol met kiezel gezet worden waarin wat water staat.

Bemesting

Als de planten volop in de groei zijn mogen ze regelmatig bemest worden. Aan te raden is om slechts een kleine hoeveelheid van de voorgeschreven sterkte te gebruiken. Een teveel aan meststoffen die in het potmedium achterblijven zullen de wortelpunten verbranden.

Oppotten

Cattleya's houden ervan om elke 2 jaar verpot te worden, liefst voordat het potmedium achteruit begint te gaan. Meestal betekent dat dat u kunt verpotten op het moment dat de nieuwe scheuten beginnen te groeien, of op het moment dat de nieuwe spatten zich gaan vormen, of op het moment dat de bulben ongeveer halfweg zijn. Dit al naar gelang van de soort of hybride die u wilt verpotten. Het beste kunt u verpotten als de planten nieuwe wortels gaan maken. Als de wortels van een Cattleya een lengte hebben van 5 cm en ze worden afgebroken of afgesneden dan zullen ze vertakken en verder groeien. Maar als de wortels en dan vooral de worteltoppen worden beschadigd als ze nog korter zijn dan zullen ze meestal afsterven. De grootte van de pot mag niet meer ruimte geven als de plant nodig heeft voor 2 nieuwe scheuten. Dat betekent 2 dingen: op die manier past het wortelsysteem goed in de pot en het geeft een regelmaat. Als er in de pot inderdaad maar plaats is voor 2 nieuwe scheuten dan betekent dat dat de plant over 2 jaar weer verpot moet worden. Als u dat zou vergeten dan groeit de plant automatisch over de rand van de pot en maakt zo duidelijk dat er voor haar gezorgd moet worden. Gebruik altijd steriele messen of scharen, en snij of knip de dode wortels weg. Doe aan de ene kant van de pot wat potmedium en spreid dan de wortels uit over het medium. Hou het achterste eind van de plant tegen de rand van de pot en vul de pot daarna helemaal. Cattleya's mogen "strak" worden opgepot en de rhizoom moet net boven het potmedium uitsteken. Gebruik indien nodig stokjes om de plant beter vast te zetten. Na het verpotten moeten de planten vochtiger weggezet worden als normaal, ook iets meer schaduw is dan gebruikelijk. Het potmedium moet echter wat droger gehouden worden om ze de plant een seintje te geven dat ze nieuwe wortels moet gaan maken. Als de plant voldoende nieuwe wortels heeft gemaakt dan mag worden teruggekeerd naar de normale routine.

Scheuren

Cattleya's hebben een duidelijke rhizoom, een verbinding tussen de afzonderlijke bulben. Het is niet zo moeilijk om te bepalen waar de plant moet worden doorgesneden. Een goede snoeischaar of een vlijmscherp mes zijn aan te raden, maar zorg ervoor dat ze altijd steriel gemaakt worden voordat u met het werk begint. Om van een goede bloei te kunnen genieten moet u ervoor zorgen dat er liefst 3 tot 5 bulben bijeen blijven. En daar is de nieuwe scheut nog niet bij geteld. Zaailingen met minder dan 6 volwassen scheuten moeten de gelegenheid krijgen om nog wat verder uit te groeien.

Laelia sind 2008 een groot gedeelte van de Braziliaanse Laelia's ingedeeld in het geslacht Cattleya
Sophronitis, sinds 2008 ingedeeld in het geslacht Cattleya

1. Sophronitis coccinea (Lindley) Rei chen bach f. 1861 Synonym Sophronitis grandiflora Lindley

De kenmerken van de Sophronitis coccinea planten zijn hun cilindrische pseudobulb en hun rechtop, veelal smalle blad, die een rode streep heeft naar beneden en meestal een rode marge rond de rand van het blad. Enkelvoudige bloem, zelden twee, worden geproduceerd in november - april. Drie "ecotypes" zijn beschreven. Dit zijn de namen toegepast op planten verschillen van elkaar in de habitat, een gevolg van hun positie in het oerboS.  Deze naam helpen interpreteren de ingewikkelde en variabele Sophronitis coccinea soort bevolking.  - Sophronitis coccinea (ecotype militaris) de pseudobulb van deze ecotype zijn zo dun als pot lood leads, staat naast de andere als een rij van soldaten, vandaar de naam. Plant behouden deze groei gewoonte wanneer verwijderd voor kunstmatige teelt. In de natuur, ze zeer donkere bossen, laag willen naar beneden in de bomen, de steeltjes zo kort de bloemen lijken te eenvoudige zitten recht op bladeren de smalle, lange. - Sophronitis coccinea (ecotype coccinea) de bladeren zijn korter en breder, de pseudobulb meer uitvinding uit en ze groeien in normaal gesproken helder posities in gemiddelde bossen. Er is een pro min ent paars midden rib duidelijk op het centrum en het rennen van het blad. - Sophronitis coccinea (ecotype insolaris) dit is de zeldzaamste van de drie geneeskrachtig. Het geeft de voorkeur aan de kleine branchlets die oplopen tot het zonlicht in de hoogste bomen in het midden van de bossen, of soms rond de randen van de gulch op bomen die meer licht krijgen. de longitudinale streep van het blad wordt gemarkeerd en de blad grens is bovendien marge paars, de bladeren korter en lichter groen, de pseudobulb meer ei-vormig. De bloemen beschouwd als helderder rood. Deze ecotype is mogelijk de groep die de meeste van de tetraploïde vormen heeft.  De kleur varianten van Sophronitis coccinea zijn hieronder weer gegeven.

var. carmesa Hort.  karmijn rode
var. barboleta Hort. perzik met rode streep, zeldzaam
var discolor Hort.   bak steen rood met donkerder rode veine en volledig gele lip, zeldzaam
var. gigantiea Hort.  tetraploïde, zeldzaam
var. labelloide Hort. bloemblaadjes wijzigen in lippen
var. lobbii Hort.  volledig geel, zeldzaamste
var. pallens Hort. licht bak steen rood
var. rossiteriana Hort. ei dooier geel, zeldzaam
var. striata Hort. rood met donkerder rode veine
var. xanthochila Hort. gele lip

2. Sophronitis bicolor Miranda. 1991.

De verschillende variëteiten die aan S. coccinea hebben zijn toegewezen zijn zo talrijk dat het taxon een soort papier mand soorten voor alles wat niet bekend was geworden. De plant werd ontdekt in de orchideeënkwekerij in Rio de Janeiro. En het werd gerapporteerd als een nieuwe soort in 1991. De grote en middelgrote planten genoemd var. tetraploidea of gigantea die waren vermoedelijk tetraploïde klonen. Er is de juiste functie ook in een formulier en een bloem. Een blad is zo lang als 15 cm.

3. Sophronitis pygmaea (Pabst) Withner.                     (Basioniem: Sophronitis coccinea subsp. Pygmaea Pabst. 1976)

S. pygmaea is de kleinste soort in het geslacht. De soorten ontdekt in de kust bergen van Espirito Santo. Bloem structuur is hetzelfde als die van S. coccinea, alleen kleiner. Ghillany als volgt beschreven. Volgens mijn mening zijn de verschillen in bloem details, uiterlijk, vorm of gewoonte niet voldoende om ze te beschouwen als verschillende soorten. Withner is het verhogen van het soort statuS. Bloem gedragen in Japan in augustus-september. 

4. Sophronitis mantiqueirae Fowlie. 1972. Synoniem Sophronitis coccinea Subsp. mantiqueirae Fowlie. 1968. Sophronitis coccinea var. parviflora Hort. 1972.

De planten van Sophronitis mantiqueirae zijn kleiner en kleiner bloemen dan die van S. coccinea hebben. De bladeren niet rode midrib en marginale rood pigment. De bladeren onder voorzien van kleine paarse anthocyanin spots, niet aanwezig in S. coccinea, en ze zijn ovaal in vorm en gebogen. De planten bloeien in de Braziliaanse zomer maand (januari en februari) en hebben een aparte habitat gebied op 1200 tot 1890m in de Serra de Mantiqueira. Ze zijn gemakkelijk te onderscheiden er tijdens de januari en februari, als geen van de andere soorten zijn dan normaal bloeien. Ze groeien op kleine aanplant die meestal op de mos gehulde of korst mossen ingelegde. 

Het is niet moeilijk om te erkennen van de Sophronitis acuensis plant van hun vegetatieve ken merken, hoewel de bloemen een typische Sophronitis vorm hebben. Fowlie beschrijft de kleur van de bloemen in de natuur als een razend diepe rode maar zegt ze oranje-rood keer in teelt.

5. Sophronitis acuensis Fowl. Orgel gebergte in Brazilië 6400 meter hoogte.     Sophronitis acuensis var.xanthocheila Hort. zeer zelden de grote hoogte soorten. Sophronitis acuensiS.

6. Sophronitis brevipedunculata (Cogniaux) Fowlie. 1972. Synoniem Sophronitis wittigiana var. brevipedunculata Cogniaux 1898-1902.

Het produceert doorgaans een regelmatige dubbele rij pseudobulb met ovale groene bladeren.  Dit soort groei gewoonte wordt gezien alleen in twee andere vormen van Sophronitis steenbreek en Sophronitis wittigiana. De bloemen meestal hebben een salmony Toon van roodachtige kleur heel anders dan de kleuren in S. coccinea blijkt. De planten groeien meestal op Vellozia bushesan ongebruikelijke waard plant die in drogere, cool berg habitat op het niveau van de 1500-2000 m groeit. Sommige van de orchideeën groeien kan ook direct op de rotsen. In de natuur bestaan ze meestal op condensatie van lucht stromen en de wolk caps die over de hoge bergen tijdens de late middag en de nacht vormen, niet vanuit seizoensgebonden regenS. De unieke plant, Vellozia is nauw gerelateerd aan de amaryllis of lelie familie.

7. Sophronitis wittigiana Barb. Rodrigues.1878. synoniem Sophronitis rosea Hort. ex Gastling. 1884. Er zijn enige verwarring in de indeling van de soorten. Het is een advies dat S. rosea en S. wittigiana zijn verschillende vormen van roze-flowered sophronitis behorend tot de twee verschillende soorten. De pseudobulb heeft een dubbele rij formatie die is onderscheidend. De dubbele vorming deelt met S. wittigiana en S. brevipedunculata. De habitat van deze soort in de staat van Espirito Santo. it treedt op bij over 1100-1400 m hoogte. Tijdens seizoensgebonden drogere spreuken vieren de moerassen opwaarts naar de vochtigheid rond de planten. Een bijna puur witte vorm van deze soort werd gevonden in de buurt van Pedra Azul in Minas Gerais.

8. Sophronitis cernua Lindley.  1827.

De pseudobulb en bladeren dubbele rij vorming zijn, en vrijwel vlak tegen het oppervlak van de koffer bak of rock groeien.  Het is de minst veeleisende koelte en vochtigheid en groeit onder de breedste waaier van voorwaarden. De soort wordt elders gevonden in de zee kust regio van Rio de Janeiro uit te breiden tot binnenland mountains van Sao Paulo staat, ook in de lage berg van Paraguay en Bolivia om de noordelijke Minas Gerais. Het heeft een grote variatie in planten vormen en bloem kleur vanwege haar verschillende ecologische omgevingen. variëteiten zijn:

var. lowii (citroen geel), var. mineira (licht rode Cinnaber) var. endsfeldzii (ei geel geel).

9. Sophronitis pterocarpa Lindley. 1853.

De aanwijzing van Sophronitis pterocarpa is enigszins een mysterie geweest voor een lange tijd. In zijn geschriften sluit Fowlie de S. pterocarpa concept van SophronitiS. Daarna was het opnieuw bevestigd dat S. pterocarpa een soort van de Sophronitis door Withner was.  De bloem is net als de S. cernua, maar de eier stokken is gezwollen en gevleugelde in vergelijking met de typische S. cernua bloem. De enige levende men van dit type moeten worden gezien onder tientallen S. cernua klonen. De soort is gevonden op hetzelfde gebied als S. cernua. Onlangs, de twijfel wordt gepresenteerd voor de indeling van S. pterocarpa. Francisco Miranda is geschreven in zijn artikel als volgt. Het distributie bereik van de soorten, verschilt de mate van vleugel-cresting van de eier stokken en dus het zou moeilijk zijn om te zoeken naar een punt waar de soort separated. 10. Sophronitis alagoensis VP Castro Neto en g. R. Chiron

De plant werd ontdekt in Alagoas staat in Brazilië in oktober 2002.  De kleinere bloemen van S. alagoensis zijn opmerkelijk voor hun echt diep rode kleur zonder de oranje tinten gevonden in S. cernua. De bloemen van S. alagoensis bloeien in september - november. De ontplooiing van S .cernua is april - juni.

 

 


update 2021